Op weg naar Santiago de Compostela
Bestellen bij Uitgeverij Noordboek
Het nieuwe boek van Thijs gaat over de droom van een pelgrim. Op weg naar Santiago de Compostella neemt hij zijn lezers mee op zijn wandelingen door Zuid-Frankrijk en Spanje. De Pelgrimsdroom is geen boek over wandelen als therapeutisch proces, maar een boek waarin Thijs zijn ervaringen onderweg onderzoekt en die met de lezer deelt.
Hij deelt in zijn boek de ontmoetingen met concrete mensen die hij op zijn pad tegenkwam, maar ook met mensen uit een ver en soms ook wat minder ver verleden. Hij deelt wat er met hem gebeurt tijdens het wandelen, de pijnlijke confrontaties tussen het lijf en het hart. Het gaat over wat er zich van binnen maar ook van buiten afspeelt, zowel fysiek als mentaal. Het gaat over herinneringen en verlangens.
Het is ook een verhaal over angsten, over mentale en fysieke pijn. Over vertrouwen en wantrouwen. Over het zich verbinden met de anderen die hij tegenkomt, maar ook over het afscheid nemen. Het gaat over betekenis verlenen aan wat er gebeurt in en buiten hemzelf. Het gaat over dromen die dreigden uit te doven. Over leren fantaseren, over wensen en verlangens, over geloven en een vlammetje dat weer gaat branden.
Fragmenten uit De Pelgrimsdroom
Jezelf zijn en toch de ander niet verliezen
Santiago komt in zicht, zo meteen ben ik geen pelgrim meer maar een mens die net als ieder ander weer aan het werk moet. Met dit verhaal wil ik voor mezelf en voor anderen verhelderen wat het betekent: wandelen.
Het is een verhaal over verlangen en angst, over hechten en onthechten, over pijn en genieten, over op jezelf zijn en je toch verbonden voelen. Over het verschil en de overeenkomsten tussen fantasie en werkelijkheid, en het uiteenrafelen daarvan zodat er betekenis en toekomst kunnen ontstaan.
Binden, loslaten en vooral pijn lijden
De natuur is mooi maar ook wat dreigend. We belanden weer in een spirituele, christelijke refugio geleid door Nederlanders. Zij dragen hun opvattingen over het leven zonder veel schroom en aarzelingen uit. Gelovigen twijfelen niet, ze weten. Dat kan wel fijn zijn. Jean blijft pijn houden, het wordt ondanks de pijnstillers en ontstekingsremmers eerder erger dan minder. We spreken af de dag van morgen af te wachten en te kijken hoe het dan gaat.
Hoe ver en hoe alleen
Op mijn stapelbed in de veiligheid van de refugio besef ik dat ik eigenlijk altijd fantaseerde. En dat er in mijn fantasie altijd iemand was die me in de gaten hield, die mijn doen en laten becommentarieerde en beoordeelde. In een eerdere periode in mijn leven zou ik dat mijn engelbewaarder hebben genoemd. Destijds realiseerde ik me dat ik eigenlijk altijd volgens een vast patroon fantaseerde, dat ik gezien werd en op een aardige wijze in de gaten werd gehouden door iemand anders, iemand die over me waakte.
Fantasie en werkelijkheid
Ze roept allerlei herinneringen bij me op, over het me intens betrokken voelen bij de ander maar daar ook ontzettend bang voor te zijn. Zoals dat gaat met gebeurtenissen van vroeger, is het soms moeilijk te zeggen waar de grens tussen fantasie en realiteit loopt. We komen als vanzelfsprekend met elkaar in gesprek.
Ze vertelt dat ze de Camino loopt omdat ze grote moeite heeft met intimiteit. Daarnaast heeft ze er last van dat er zoveel haat en woede in haar leeft.
De graat van de berg
De oversteek is een enge gewaarwording. Door de harde wind voel je de brug bewegen. Ik moet mezelf vasthouden aan de brug, anders loopt mijn angst te veel op. Later kom ik David tegen. Hij heeft de brug weten te omzeilen, ik weet niet hoe hij dat heeft gedaan. Hij is te fobisch, zegt hij, terwijl hij zijn schouders ophaalt. Ik ben nu in Galicië. We gaan van de kust af landinwaarts, en daarmee de bergen in. Het is nog zo’n tweehonderd kilometer naar Santiago. Nu moet ik echt klimmen, de stokken gaan van de tas.
De grens van binnen en buiten
Ik zoek een rustig plekje op om tot mezelf te komen. Ik heb me nog niet geïnstalleerd of Otto schuift aan….. Otto onderneemt regelmatig intensieve, gevaarlijke overlevingstochten in het hooggebergte. Zijn angst om te vervloeien weet hij nauwelijks in de hand te houden. Hij heeft een laag zelfbeeld, en grote twijfels over zijn seksuele iden-titeit. Hij voelt zich eigenlijk voortdurend onveilig en moet in beweging blijven om zijn panische angsten te kunnen controleren, balancerend langs de rand van een psychose. Zijn binnen- en buitenwereld dreigen voortdurend in elkaar over te lopen. Hij zegt over zichzelf: ‘Ik ben een verzameling botten die bijeen wordt gehouden door een zak. Soms lijkt het alsof die opengaat en alsof alles eruit rolt. Ik voel paniek en chaos, een groot zwart gat vanbinnen. Ik ben een amoebe die in het lichaam van een ander verdwijnt als we intiem zijn.’
Veiligheid en vertrouwen
Herinneringen aan vroeger overvallen me, met name de tijd dat ik in het klooster zat, aan gebeurtenissen en mensen die ik volledig was vergeten, of waaraan ik in elk geval in jaren niet had gedacht. Ik denk vooral aan Rein, een medebroeder met wie ik een tijdlang in het klooster leefde, een stille, in zichzelf gekeerde man.
Oud, vermoeid en teleurgesteld slofte hij in zijn zwarte habijt door de kloostergangen. Er straalde een intense grauwheid van hem af. Zijn hele kloosterlijke leven had hij gewerkt met dakloze mannen. Hij was niet permanent in het klooster, maar als hij er was voegde hij zich als vanzelf in bij het kloosterleven. Je merkte het eigenlijk niet dat hij er was, en ook niet als hij er niet was.
Tijdens een van de laatste dagen van zijn leven zat ik bij hem op zijn kamer. Hij keek me aan zonder echt contact te maken, en zei dat hij me iets wilde vertellen wat hij nog nooit aan iemand had verteld. Tijdens de oorlog had hij in een concentratiekamp gezeten. Daar zou hij elke avond een aantal namen hebben doorgegeven van mensen uit zijn groep die de volgende dag werden vermoord. Ze dobbelden erom wie. Terwijl hij dit vertelde, keek hij me aan met zijn bekende, onbereikbare treurigheid. Ik voelde geen contact met hem, eerder een enorme afstand die ons scheidde. Ik stamelde iets over schuld, hij schudde zijn hoofd en mompelde heel zachtjes iets van ‘schaamte, onmenselijke schaamte’.
Ik wilde de kamer uit, dit was te erg om te voelen. Maar ik bleef, zonder iets te zeggen. …. Tijdens de uitvaart, op de begraafplaats van het klooster in de binnentuin, zag ik ze binnenkomen en stil hun plaats innemen. Mannen als Rein, met eenzelfde uitstraling van onbereikbare grauwheid, alsof de doden terugkwamen.
Thuiskomen
Santiago komt in zicht, zo meteen ben ik geen pelgrim meer maar een mens die net als ieder ander weer aan het werk moet. Met dit verhaal wil ik voor mezelf en voor anderen verhelderen wat het betekent: wandelen.
Het is een verhaal over verlangen en angst, over hechten en onthechten, over pijn en genieten, over op jezelf zijn en je toch verbonden voelen. Over het verschil en de overeenkomsten tussen fantasie en werkelijkheid, en het uiteenrafelen daarvan zodat er betekenis en toekomst kunnen ontstaan.
Sommige mensen mis je. Het is een continu proces van verbinden en loslaten, waarbij je een goede balans moet vinden tussen het volgen van je eigen weg en het voegen naar de ander. Maar ook tussen wat je kunt verdragen en wat niet, waarbij je voortdurend je grenzen opzoekt en bewaakt. Je moet goed voor jezelf zorgen, naar je lichaam luisteren om niet te bezwijken.
Boekbespreking door Marit van der Meulen
Boek impressie door Marit van der Meulen over ‘De Pelgrimsdroom’ van Thijs de Wolf
Bron: Psychoanalyse leeft!
Het psychoanalytisch gedachtegoed in onze tijd
Van Marjolein De Craen